Interview met Amerika-correspondent Diederik van Hoogstraten

Ernst-Jan Pfauth interviewde de afgelopen weken de nieuwe lichting Amerika-correspondenten. We sluiten af met Diederik van Hoogstraten. Hij is correspondent voor de Volkskrant en Elsevier. Ik ontmoet hem in een café op Sixth Avenue, midtown, waar we onder het genot van Frans biertje praten over van Hoogstraten’s prachtbaan.

,,Soms schrik ik van de Amerikahaat die ik proef in Nederland.”

Hoe ben je correspondent geworden?
,,Ik heb een andere weg dan mijn collega’s bewandeld. Van 1992 tot 1998 heb ik in de staat New York gestudeerd, daarna een tijdje in San Francisco. Vervolgens heb ik Journalism gevolgd aan Columbia University, hier op Manhattan. Leven in Amerika beviel goed, ik wilde niet weg. Maar in 1998 lukte me het nog niet om als freelancer rond te komen. Daarom ben ik teruggegaan naar Nederland. Daar ging ik aan de slag voor Elsevier. Ik werd al vrij snel chef buitenland, terwijl ik daar eigenlijk nog te jong voor was. Ik heb altijd geweten dat ik weer terug naar de Verenigde Staten wilde. Toen vlogen de vliegtuigen het World Trade Center binnen, 9/11. Dat was het moment dat ik besloot om na drie jaar weer terug te keren.

Fulltime voor een tijdschrift of krant werken, was nog geen mogelijkheid. Daar was ik te jong en onervaren voor. Wel gaven Elsevier en de Volkskrant aan dat ze mogelijk belangstelling voor mijn stukken hadden. Met die toezeggingen op zak, ben ik het vliegtuig ingestapt. Daar heb ik de eerste zes maanden het klassieke New Yorkse verhaal doorgemaakt. Ik woonde Harlem, als enige blanke tussen de Dominicanen, en at elke avond pasta met saus uit een blikje. En ondanks dat ik veel werkte, verdiende ik nog niet zoveel. Ik ben achteraf wel blij dat ik dit beleefd heb. Het heeft me ook even de andere kant van het New Yorkse leven laten voelen.

De ommekeer kwam toen mijn voorganger bij de Volkskrant vertrok. Doordat ik steeds meer werk kreeg, kon ik al vrij snel mijn eigen freelancerpraktijk opbouwen. De Volkskrant en Elsevier zijn nu al ruim vijf jaar mijn twee vaste werkgevers. Daarnaast heb ik altijd wat losse opdrachtgevers er om heen. Mijn verhaal is vrij uitzonderlijk, omdat ik niet als redacteur ben doorgestroomd.”

Waarom ben je niet in het Engels gaan schrijven?
,,Oorspronkelijk wilde ik Engels schrijven, nog steeds wel eigenlijk. Ik leef al 10 jaar in het Engels. Maar na de School of Journalism word je in Amerika geacht onderaan de ladder te beginnen. Dan ga je naar de Kansas City Star om als politieverslaggever aan de slag te gaan. Na verloop van tijd word je politiek verslaggever bij de Ihowa Daily en weer tien jaar later kun je misschien bij de New York Times beginnen als stadsverslaggever. Die route zag ik niet zitten, ik wilde gewoon gelijk mooie stukken schrijven voor tijdschriften. Dat kon wel in mijn eigen taal.

Dat betekent niet dat ik het Engels helemaal uit mijn hoofd heb gezet. Inmiddels kan ik er misschien wel weer mee beginnen.”

Wat fascineert je aan Amerika?
,,Naast dat het een machtig land is – het standaardantwoord – vind ik het ook heel mooi. Met mijn motor doorkruiste ik twee keer de drie tijdzones die Amerika rijk is. Ik heb in het westen gewoond en bijna alle 52 staten gezien. Overal waar ik kwam waren de mensen open en vriendelijk. Ik voel me hier wel thuis. Mijn liefde voor Amerika kan ik ook op theoretische wijze verklaren. Het is een van de weinige landen die gebouwd zijn op een idee, de democratie. Nog uitzonderlijker is dat dit idee al meer dan tweehonderd jaar standhoudt”.

Hoe bepaal je of een item geschikt is voor Nederland?
,,Als een verhaal een Nederlandse invalshoek heeft, is de keuze snel gemaakt. Maar het is absoluut geen voorwaarde. Verder zijn sommige gebeurtenissen in Amerika zo groot dat je er niet omheen kan. Een dergelijke gebeurtenis dwingt je erover te schrijven.

Als de voor de hand liggende onderwerpen zijn behandeld, ga ik van mijn eigen nieuwsgierigheid en belangstelling uit. Dat is wat ik het liefste doe, mooie verhalen zoeken op specifieke plekken. Zo ben ik onlangs voor een paar dagen naar Tampa geweest, een nietszeggende plaats in de staat Florida. Maar het Amsterdamse American Football team trainde daar. Toen heb ik een weekend lang met de spelers rondgehangen, en een verhaal over hen geschreven voor Elsevier. Een soort embedded journalism, alleen dan niet in een oorlogsgebied.”

Hoe vind je het om op journalistiek vlak in je eentje te werken?
,, Ik heb niet de behoefte om met andere journalisten een redactie te vormen. Wel heb ik behoefte aan mensen om heen. Daarom heb ik een tijdje een cubicle gehuurd. Dat vond ik toch iets te onrustig en te duur, vandaar dat ik na verloop van tijd maar weer thuis ben gaan werken.

Het moet bij je passen, je moet een beetje een loner zijn. Ik vind het meestal prettig om in mijn eentje te werken. Wel mis ik af en toe de praatjes bij het koffieapparaat.

Vrijheid vergt echter wel discipline. Maar heeft voordelen, zo wilde ik graag een verhaal over tourwinnaar Floyd Landis schrijven. Nou, dan hoef ik me jegens niemand te verantwoorden en vlieg ik naar San Diego om hem te interviewen. Mooie trip, mooi verhaal.”

Hoe kijken Amerikanen tegen Nederlanders aan?
,,Het uitgangspunt is dat Amerikanen geen idee hebben wat Nederland is, maar als je even doorvraagt weten ze toch wel wat over Holland te vertellen. Op het gebied van soccer, kunst en deltawerken heeft Nederland een goede naam. Verder zien politiek betrokken Amerikanen Nederland als een trusted ally, een betrouwbare bondgenoot. Als ik vertel dat Nederland kleiner is dan de staat New Jersey en twee keer zo vol, schrikken ze. Nederland heeft zo’n goed imago dat ze denken dat het ongeveer zo groot is als Duitsland.”

En hoe denken Nederlanders over Amerikanen?
,,Het is een rare haat-liefdeverhouding. Mijn nichtje in Utrecht luistert naar Amerikaanse rappers die ik niet eens ken. We hebben de Amerikaanse popcultuur totaal omarmd, spreken allemaal Engels, kijken films uit de VS en merken dagelijks de invloed van de Amerikaanse economie en politiek. Tegelijkertijd is Amerika ook een grote broer waar Nederlanders ontzettend graag op schelden en tegenaan trappen. Soms schrik ik van de Amerikahaat die ik proef in Nederland.”

Hoe is de interactie met andere correspondenten?
,,Freek Staps en ik hebben eens een avondje voor correspondenten georganiseerd. We verwachtten ongeveer acht man te ontvangen, uiteindelijk kwamen er twintig mensen opdagen. Vaak zijn de onderlinge banden tussen de Nederlandse correspondenten goed.”

Welke journalisten zijn je voorbeelden?
,,Ik heb het liever over inspiratiebronnen. Daartoe behoren Alistair Cooke en Tom Wolfe, die beiden prachtige verhalen schrijven. Ook word ik geïnspireerd door de briljante reporter en schrijver Truman Capote, door Henri de By, de uitmuntende oud-Amerika-correspondent voor HP/de Tijd, en door mijn vorig jaar overleden grootvader.”

Ga je zelf ook een non-fictie boek schrijven?
,,Wie weet. Wellicht zodra ik een onderwerp vind waar ik in plaats van 1000, 30.000 woorden over wil schrijven. In ieder geval vind ik het initiatief van Charles Groenhuijsen lovenswaardig. Met zijn boek Amerikanen zijn niet gek probeerde hij de vooroordelen van Nederlanders over Amerika weg te nemen. Hoe meer van dat soort boekjes, hoe beter. Schrijf dat maar op.”