Op bezoek bij Jon Stewart

Op 11th avenue op de hoek met 51st street wacht een grote groep mensen voor een grijs smoezelig gebouwtje. ‘The Daily Show with Jon Stewart’, staat er op de blauwe luifel. Ik ben een paar dagen in New York en omdat een van mijn reisgenoten een comedy scout bij Comedy Central kent, mogen we vanavond als ‘VIPS’ op de tribune plaatsnemen.

De studio van de Daily Show

VIPS moeten de hoek om en bij nummer 604 aankloppen, krijgen we te horen. De artiesteningang! Het blijkt een Oostblok-achtige ontvangstbalie te zijn, met een chagerijnige receptionist die – ook heel Oostblok – je paspoort naar een zijkamertje meeneemt om deze verder te checken.

Even later komt de receptionist terug en plakt hij een rondje bandje om mijn pols. ‘Not a threat to The Daily Show and national security’, staat erop.

Make two lefts, bromt hij. We komen in het kopieerhok terecht. ‘Hang out here’, zegt een televisiemeisje, ‘My team will seat you later’. En: ‘Don’t ask inapproiate questions to Jon during the Q&A.’ Wat voor vragen dan? Dat je een handtekening wilt, bijvoorbeeld.

Als we de studio in mogen, sprint ik met mijn gezelschap naar voren. We lopen als eerste de studio in. Ik heb van een vriend die bij televisie werkt begrepen dat het een ontzettend cliché is om te zeggen dat de studio zo klein is, dus dat zal ik nalaten.

‘I’m going to need to split you up’, zegt de mevrouw die verantwoordelijk is het voor het publiek. Geen idee waarom. We mogen op de eerste rij zitten, recht naast het bureau van Jon Stewart. Als ik over het hekje klim, zou ik in twee stappen bij zijn tafel staan. Rechts van me staat een beveiliger.

Door de studio schalt van die nietszeggende highschool rock a la Nickelback. ‘No electronics!’ roept het plaatsingspersoneel elke paar minuten.

Na een half uur stopt de muziek. De plaatsingsmevrouw loopt naar het midden van de opnamevloer. We mogen allemaal twee minuten foto’s nemen, ‘but your ass has to stay in your seat’. Ik deed dat ook:

photo 3
photo 2

Daarna moeten de telefoons uit. ‘Please turn off all cell phones and electronic devices. If you are seated next to an older person, please turn off your own phone before helping them turn off theirs’.

Een kromme veertiger met een kalende kruin rent opeens als een voetzoeker door de zaal. Hij begint te schreeuwen. HOW ARE WE FEELING. ARE WE EXCITED. Het werkt. Hysterisch klappend scanderen we op bevel van de ‘warm up monkey’ de voornaam van de presentator. ‘Jullie zitten hier om energie over te brengen naar de mensen thuis’. Een paar gasten moeten hun neplach laten horen. Dat klinkt natuurlijk eng. Daarna pikt hij mensen uit het publiek om grappen over te maken.

‘Don’t move’. Schreeuwt hij naar me. FREEZE. ‘Kijk hoe deze jongen zit.’ Ik zit voorovergebogen, armen over het hekje voor me. ‘Zo moeten jullie allemaal zitten. Zo van: kom maar met die grappen en alsof je in je stoel zit te schijten.’

Een paar honderd man lachen me uit.

‘Hoe heet je?’

‘Ernst’

‘Hi Ernst, are you from Williamsburg?’

‘No, Amsterdam’

‘AMSTERDAM. That’s a great city’

‘It is’

‘Why are you here, are you just hanging out?’

‘We’re here for Jon’

De warm up monkey laat zijn schouders hangen: ‘He basically told me to just go and fuck myself’. Het publiek buldert.

Dan weet je dat zo’n komiek goed is, als ie je dat wat je zegt grappiger laat overkomen dan het eigenlijk is (want ik was natuurlijk gewoon in paniek).

Hij werkt de zaal af. ‘Hey black guy! You’re the only one here’. ‘Hello union guy’, tegen een dikke man, ‘What truck do you drive?’

‘Ok guys’, zegt de warm up guy, nu serieus. ‘When the tiny Jew walks in – Ernst, FOCUS – I need you to stand up and shout as loud as you can.’

De grote kleine man komt de studio in. Bruce Springsteen knalt door de zaal. Als je Jon Stewart (1962) en profil ziet, is het iemand die veel ouder lijkt dan hij is, met wat grijze plukjes die over zijn boord vallen. Maar met de kop recht in de camera lijkt hij tien jaar jonger.

Stewart doet zijn Q&A. Dan neemt hij plaats achter zijn tafel. Hij ramt met de maat van de muziek zijn pen op het hout. Krast zo hard op de plaatjes voor hem dat ze kapot scheuren. Dan gaat de autocue aan en leest hij elke grap op briljante wijze voor. Alles wat Stewart zegt, loopt eerst in saaie zinnen voorbij. Hij tovert ze om in rants die het publiek met extatisch gelach beantwoordt. Als er ‘breaks’ staat, doet Stewart een zenuwinzinking na, als hij een foutje maakt in een item, slaat hij zijn hand voor zijn mond, en gaat hij met de beschaamde lach nog op zijn mond weer door.

Het voelt bijzonder om iemand die het beste ter wereld is in wat hij doet van zo dichtbij aan het werk te zien.

Als ik op de grote schermen kijk, zie ik de jonge Jon Stewart zoals ik hem van tv ken. Als ik recht voor me kijk, zie ik een wat oudere man naar de camera toegebogen.

Na twintig minuten is het over. Allemaal one-takers. Stewart zwaait nog een keer en verdwijnt. Hij komt als de camera’s uitgaan ook niet meer terug. Show’s over. Na drie minuten staan we op straat. Er hangt een groot billboard met Stewarts foto erop. Naast zijn hoofd een grote witte tekst.

‘For Larry Flint’s Hustler Club, go one block down and take a right’.