Op de dag van het heftige Irak-debat, zit ik op een barkruk in Mediacafé De Plantage te wachten op de kroonprins der talkshowhosts. Een paar weken eerder was ik hem ’tegen het lijf gelopen’ bij de opnames van het TV Moment van het Jaar. Hij stemde in met een interview voor deze studentenpublicatie. Nu zit ik hier dus, met een glaasje water, en een notitieboekje – volgeklad met vragen waarvan ik hoop dat ze hem nog nooit gevraagd zijn.
Een kennis, toevallig De Wereld Draait Door redacteur, slentert het café binnen. “Ik hoor dat jij een interview met Matthijs hebt”, deelt hij nonchalant mee. Om zich al snel in een gedempte vorm van enthousiasme te verliezen: “Een unicum, dat doet hij nooit. Ik zou er dus maar alles uit proberen te halen”, roept hij terwijl hij de catacomben van De Plantage opzoekt.
In dat gebouwtje bij Artis maken VARA-medewerkers onder andere twee kijkcijferhits. Degene die tegen het half acht journaal, acht uur journaal en Goede Tijden Slechten Tijden opbokst, ken ik inmiddels beter dan van alleen maar uitzendingen. Urenlang heb ik me ingelezen voor een interview met de presentator. Het doel? Een inspirerend stuk schrijven waar jonge honden energie van krijgen. Hoe heeft hij het geflikt? Hoofdredacteur van Het Parool en anchor van een talkshow met één miljoen kijkers. Het antwoord op die vraag, daar wil ik in de buurt komen.
Richtingloze student
“Ik zie het als een soort culturele dienstplicht om kennis door te geven”, zegt Van Nieuwkerk. “Na uitzendingen geef ik studenten de mogelijkheid me het hemd van het lijf te vragen. Als je jong bent en journalistiek leuk vindt, kan ik me voorstellen dat je van een ervaren journalist wilt horen hoe het vak in elkaar steekt. Ik heb dat zelf erg gemist toen ik jong was”.
Hoewel studenten Van Nieuwkerk vaak dezelfde vragen stellen, hebben ze in ieder geval dezelfde richting: hoe word ik een succesvol journalist? Een dergelijke ambitie koesterde Van Nieuwkerk als ‘richtingloze’ student niet. “Ik koos voor de studie Nederlands omdat ik graag boeken las. Dat kon ik daar gelegitimeerd doen. Ik wilde geen schrijver, criticus of dichter worden. Dat was wel duidelijk.” Naast lezen deed Van Nieuwkerk ‘duizend dingen’ om geld te verdienen. “Schoonmaken in bejaardenhuizen, decors sjouwen, vrachtwagens van boten afrijden.” Vooralsnog is hij een doorsnee student: beetje bijklussen hier, wat puntjes scoren daar. Zijn jeugdvriend Mark van den Heuvel bracht verandering.
Flinke dosis geluk
Een flinke dosis geluk ontbrak niet bij het begin van Van Nieuwkerks carrière: “Mark liep stage op de sportredactie van Het Parool. Hij kreeg de opdracht schakers Kasparov en Karpov te interviewen. Ik schaakte altijd met Mark, dus hij vroeg: kunnen we dit niet samen doen? Misschien om zich sterker te voelen. Zij waren wereldsterren en wij waren groen als gras. Bovendien was het een leuk avontuur. We reden samen naar Brussel, waar de heren een toernooi hadden. Het interview was matig, maar we hadden het aardig opgeschreven. We werkten er tot diep in de nacht aan.”
“En toen was ik 22 en stond mijn naam opeens in de krant. Ik kreeg daar zelfs geld voor.” Maar dat was niet de reden waarom Van Nieuwkerk voor de journalistiek koos. “Het Parool vroeg me langs te komen op het kantoor in de Amsterdamse Wibautstraat. Ik zag voor het eerst een krantenredactie. Een soort voetbalveld vol tekstverwerkers waar 80 a 100 mensen door elkaar heen schreeuwden, telefoneerden, blèrden. Een plek waarvan je het gevoel had, de pols van de tijd tikt hier. Ik ervoer bijna fysiek dat ik daar wilde werken. Journalistiek was een opwinding waar ik bij wilde horen. Bovendien was Het Parool de krant van mijn ouders en van Simon Carmiggelt. Ik had voor het eerst een richting.”
Kansen grijpen
Van Nieuwkerk begon als freelancer stukken te schrijven voor de sportredactie, maar wilde meer. “Ik was ook ontzettend geïnteresseerd in kunst en literatuur. Toen ik eenmaal de weg wist bij Het Parool, ben ik naar de kunstredactie gelopen en heb ik gezegd: ik ben die jongen die bij sport schrijft, maar misschien hebben jullie soms ook iets”.
De chef kunst beloonde dat initiatief en vroeg Van Nieuwkerk een schrijver te interviewen. “Dat heb ik een keer of drie gedaan. Toen vertrok een redacteur naar NRC Handelsblad. De chef zei: Je bent jong en studeert nog, maar misschien vind je het leuk om bij ons komen werken? Ik stopte met studeren en deed enorm mijn best. Dan was ik tot diep in de nacht aan het pielen. Alsof het een gedicht of roman was, terwijl het maar om een krantenstukkie ging, zeg ik nu”.
Als Van Nieuwkerk niet op de chef kunst was afgestapt, had zijn journalistieke carrière misschien niet zo’n vlucht genomen. “In het begin moet je de aanval kiezen. Er was niemand die wist dat Matthijs van Nieuwkerk bestond, laat staan dat hij journalistieke aspiraties had. Dat moet je laten merken, wat hartstikke moeilijk is. Zeker nu redacties eerder inkrimpen dan groter worden en kranten eigen redacteuren boven freelancers verkiezen. Om een voet tussen de deur krijgen moet je een kans krijgen, die pakken en dan ontzettend je best doen. Schrijf stukken waarvan je opdrachtgever trots is dat ze in de krant staan. Als je een vlak stuk schrijft, is de kans zo weer voorbij.”
Zondagskind
Sommigen noemen Van Nieuwkerk een zondagskind. Heeft de presentator enig idee waar dat beeld vandaan komt? “Dat stempel wordt op me geplakt omdat ik ogenschijnlijk als flierefluiter door het leven ga. Ik heb zeker een talent voor de zonnige kant van het leven, ben geen piekeraar en heb een hoop werk succesvol gedaan. Maar ik heb daar altijd ontzettend hard voor gewerkt. Nu ook bij De Wereld Draait Door. Bovendien hoef ik je niet uit te leggen hoe zwaar het was om Het Parool – een krant in nood met 120 redacteuren – uit het dal te trekken. Daar moest ik dag en nacht voor werken. Maar ik maak geen gekwelde indruk, heb lol in mijn werk en straal dat misschien uit. Dat geeft me het predicaat zondagskind. Daar kan ik wel mee leven hoor. Ik vind ook dat ik mazzel heb gehad.”
Plezier in het werk is volgens Van Nieuwkerk belangrijk. Ook als een opdracht in eerste instantie niets lijkt op te leveren. “Toen ik net bij de kunstredactie werkte, vroeg Radio 5 of ik het programma Opium wilde presenteren. Dat heb ik vijf jaar vanuit een café op het Leidseplein gedaan, zonder dat er iemand naar luisterde. De interviewtechnieken die ik daar opdeed, gebruik ik nu voor de televisie. Ik zag het nooit als werk. Als je denkt dat je een offer brengt, dan ben je niet goed bezig. Journalisten moeten zin hebben hun tanden ergens in te zetten. Dan komt de rest vanzelf.”
Energie uit jaloezie
Van Nieuwkerk put energie niet alleen uit plezier, maar ook uit jaloezie. Zo is hij jaloers op de 50-jarige David Remnick, de met een Pulitzer-bekroonde hoofdredacteur van The New Yorker. “Hij heeft me geïnspireerd als hoofdredacteur van Het Parool. Die krant is natuurlijk een speldenprik vergeleken bij het machtige tijdschrift, maar het gaat me om de schrijfstijl, de slimheid van formuleren en de opbouw van een stuk. Vaak gaf ik The New Yorker aan Parool-redacteuren om te laten zien hoe het beste blad ter wereld iets aanpakte”.
Is Matthijs van Nieuwkerk ook binnen de landsgrenzen jaloers? “Martin Bril is stilistisch gezien de beste schrijver. Joost Zwagerman is het grote talent van mijn generatie. Hij weet elitaire cultuur voor een groot publiek te beschrijven. Beau van Erven Dorens is misschien wel het grootste televisietalent. Hij heeft een soort kwajongensachtige flair die volstrekt authentiek is. Wilfried de Jong is ook geweldig. Maar jaloers is eigenlijk het woord niet. Ik denk vooral in termen van bewondering. Zo heb ik me laten inspireren door het rustige formuleren van Mart Smeets en het baldadige, springerige en atypische van Felix Rottenberg. Op Remnick ben ik wel heel jaloers. Op zo’n jonge leeftijd met een Pulitzerprijs op zak het beste blad ter wereld leiden, dat is me te veel van het goede. Hij ziet er waarschijnlijk ook nog goed uit. Eigenlijk moet ik in de zomer eens een artikel over hem schrijven.”
Na de zomer presenteert Van Nieuwkerk in ieder geval nog een seizoen De Wereld Draait Door. In dat jaar wordt hij vijftig, zijn show vijf. “Daarna heb ik nog een jaarcontract met de VARA. Of ik dan De Wereld Draait Door blijf presenteren weet ik nog niet. Misschien wil ik iets anders: minder hard werken of niet meer in Amsterdam wonen. Afijn, ik heb de luxe daar over te mogen nadenken.”
Reacties
7 reacties op “Matthijs van Nieuwkerks carrière: aanvallen én eindeloos pielen”
Herkenbaar en inspirerend tegelijk.
Mooi interview! Ik ga The New Yorker lezen!
Vlot, duidelijk en transparant interview.
Hij is intelligent en weet dat met een bepaalde speelsheid neer te zetten en dat vind ik geweldig.
Ik vind hem authentiek!!!!
Joyce
Tje wat moet ik wennen aan jullie nieuwe “look and feel”