Maslow geeft les in 1968

We hebben het gedachtegoed van Maslow verkeerd begrepen

Alle goede zelfhulp is per definitie sociaal. Want we worden gelukkig van andere mensen helpen en ons verbonden met hen voelen.

Mensen die een week lang dagelijks een paar keer vijf tot vijftien minuten lang anderen hielpen, waren een halfjaar later gelukkiger dan een groep mensen die dat niet hoefden te doen1. Een hoogleraar in de VS, Jonathan Haidt, ontdekte dat we geluk ervaren als we anderen goede dingen zien doen, zoals het doneren aan een goed doel of een bejaarde helpen met oversteken. Het veroorzaakte bij proefpersonen een ‘aangenaam fysiek warm en tintelend gevoel in de borst’. Haidt noemde dit gevoel ‘elevation’, een vorm van verheffing.2 

Maar hoe komt het dan dat een van de meest geciteerde wetenschappers in de psychologie, Abraham Maslow, een andere conclusie leek te trekken?

In zijn wereldberoemde en eindeloos aangehaalde behoeftehiërarchie – bekend geworden als de ‘piramide van Maslow’ – maakte Maslow onderscheid tussen verschillende behoeftes. Je kent vast dit plaatje wel:

De fysiologische en zekerheidsbehoefte ken je misschien nog van computerspel The Sims, waar indicatoren als ‘hungry’ en ‘bladder’ aangeven hoe het met je poppetjes ging:

Daarna komen sociale behoeftes: heb ik goed contact met de mensen om me heen? Ook dat zat keurig in The Sims:

Als aan die behoeftes voldaan zijn, ga je je drukmaken om erkenning (‘vinden mensen mij oké?’) en daarna volgt de hoogst haalbare behoefte: zelfverwezenlijking. Dat is de behoefte om de beste versie van jezelf te zijn.

En dus nadrukkelijk niet: anderen helpen. Vreemd toch?

Maslow heeft er postuum ook veel kritiek voor gekregen. Hij zou individualisme als het hoogst haalbare hebben gezien, narcismedenken stimuleren en zo hebben bijgedragen aan afbreuk van het sociale weefsel. Ik kon Maslows conclusie ook niet rijmen met bijvoorbeeld het onderzoek van Haidt en besloot me verder te verdiepen in Maslow om te begrijpen waar het verschil vandaan komt. 

De afgrijselijke jeugd van Maslow

Zo las ik onder andere een biografie over Maslows leven. Dat begon verschrikkelijk. Zijn Russisch-Joodse ouders vluchtten eind negentiende eeuw voor het tsaristisch regime naar Brooklyn. Daar groeide Maslow op in een arbeiderswijk. Zijn vader was afwezig, zijn moeder liefdeloos. Zo vermoordde ze voor de ogen van haar zoon de zwerfkatjes waar hij zich over ontfermd had.

Op straat moest Maslow continue op zijn hoede zijn en vluchtroutes bedenken omdat antisemitische bendes stenen naar hem gooiden. Zijn ouders scheidden. Zijn leraren maken racistische opmerkingen over zijn afkomst. Universiteiten lieten geen joden toe. Rond zijn dertigste – Maslow was inmiddels getrouwd en had twee dochters – begon de jodenvervolging in Europa.

Maar in plaats van dat Maslow zijn vertrouwen in de mensheid opzegde, besloot hij tijdens de Tweede Wereldoorlog onderzoek te doen naar hoe mensen zich zo kunnen ontwikkelen dat ze op vrede gericht zijn.

In 1943 concludeerde hij in zijn paper A Theory of Human Motivation dat mensen in harmonie leven als ze hun volledig potentieel benutten. Met andere woorden, als ze ‘zelfverwezenlijkt’ zijn. Met die achtergrondkennis lijkt de hoogst haalbare behoefte van Maslow al een stuk socialer. Zeker als je in ogenschouw neemt dat Maslow meende dat ‘zelfverwezenlijkte’ mensen ‘de neiging hebben om zich te richten op problemen buiten henzelf’. 

Maslow was zelf ook niet tevreden met ‘zelfverwezenlijking’ als hoogst haalbare

Maar het klopte pas echt voor me toen ik las dat Maslow ontevreden raakte over ‘zelfverwezenlijking’ als hoogste behoefte. Hij vond die te gericht op het individu en merkte tijdens zijn literatuuronderzoek op dat mensen zichzelf op een gegeven moment ontstegen. In een postuum gepubliceerd boek3 voegde Maslow dan ook een nieuwe, hogere behoefte toe: zelftranscendentie.

Dat betekent dat je je overgeeft aan een hoger doel, zoals ‘je relaties met mensen om je heen, de mensheid in het algemeen, andere soorten, de natuur en het universum’. Je hebt dan de behoefte iets voor anderen te betekenen.

Wie niet streeft naar zelftranscendentie, ervaart permanent onrust. Dat in ons collectieve denken zelfverwezenlijking als hoogst haalbare werd gezien, verklaart deels ook de zingevingscrisis waar we in verkeren. Als je alleen maar streeft naar het bevredigen van je eigen behoeften, zal je altijd met een knagend gevoel rondlopen (hoe goed je er ook in bent).

Want we voelen ons pas echt senang als we ons ego vergeten en van betekenis kunnen zijn voor anderen. Zorgen voor anderen is ook goed voor jezelf. 

Richt je op problemen buiten jezelf

Met zelftranscendentie als belangrijkste behoefte is zelfverbetering geen doel op zich meer, maar een middel om meer voor anderen te kunnen betekenen.

Ik las Maslow om mijn concept van Intentioneel Leven beter te kunnen uitwerken. Zijn boeken hebben me gesterkt in de wens om voornamelijk te schrijven over hoe zelfverwezenlijking ruimte kan creëeren voor zelftranscendentie.

PS. Maslow heeft het nooit over een piramide gehad 😱 Die piramide bestaat helemaal niet! Althans, niet in het werk van Maslow zelf. Dat hebben de managementconsultants ervan gemaakt die met zijn theorie aan de haal gingen.

Het beeld van een piramide suggereert dat je pas aan je ‘hogere behoeften’ kunt werken en welzijn kunt ervaren als je aan de eerste vier basis- en veiligheidsbehoeften voldoet. Maar Maslow schreef in Motivation and Personality (1970) dat mensen veel flexibeler zijn en meerdere behoeften tegelijk kunnen nastreven.

Waarom is dit belangrijk: Je kunt dus geluk ervaren door het nastreven van meerdere behoeften tegelijk, ongeacht of je andere behoeften al vervuld zijn. Dit verklaart waarom mensen in arme landen – waar ze weinig controle hebben over het vervullen van hun basisbehoeften – in onderzoeken toch aangeven welzijn te ervaren dankzij bijvoorbeeld hun sociale relaties.

  1. Mongrain, M., Chin, J.M., Shapira, L.B. (2010). ‘Practicing Compassion Increases Happiness and Self-Esteem’, Journal of Happiness Studies (12), blz. 1–19. ↩︎
  2. Haidt, J. (2003). Elevation and the positive psychology of morality. In C. L. M. Keyes & J. Haidt (Eds.) Flourishing: Positive psychology and the life well-lived. Washington DC: American Psychological Association. (blz. 275-289). ↩︎
  3. Maslow, A. H. (1971). The farther reaches of human nature. Arkana/Penguin Books. ↩︎